MUZIEK HARRY SACKSIONI
door: Cees Hilberdink
foto: Cord Otting
Sacksioni is meer dan een wereldgitaarspeler. Harry is ook een entertainer. Hij gedraagt zich als een jonge hond die nog bezig is een veelbelovende loopbaan op te bouwen. Maar voor zijn muziek grijpt hij graag terug op de welluidende periode van The Beatles en Simon & Garfunkel.
In het bomvolle Hofpleintheatercafe te Veenendaal, aangekleed met filmsterren uit vervlogen tijden, troffen zijn humoristische herinneringen bij de stukken die hij speelde, nog extra doel.
Zijn programma heette Helden. Die bleken van verschillend kaliber te zijn. Zo droeg hij Fast Finger Boogey op aan de jongelui die de gewoonte hadden zonder betaling de winkel van zijn vader te verlaten. Opvallend was de rol die was weggelegd voor de sporthelden die hem hadden geïnspireerd tot een aantal nummers. Zo liet hij het weergaloze voetenwerk van bokser Mohamed Ali, bekend als de Ali Shuffle, zo licht over zijn snaren dansen dat je je onwillekeurig afvroeg hoe gitaristisch een vedergewicht dan wel zou moeten klinken. Sacksioni sprak zelf van een ‘zwaar engeltje’.Edgar Davids werd geportretteerd in een sprintstukje met ‘een hoog Nandrolongehalte’. Je hoorde de voetballer als het ware steeds weer opnieuw uit de startblokken schieten om een verstorende sliding te maken.
Sacksioni bekende zich als Beatlefreak.
In zijn kenmerkende stijl waarin oude en nieuwe fragmenten steeds weer uit elkaar lijken te ontstaan of onverwacht met elkaar versmelten tot verrassingsakkoorden. Zo liet hij de overbekende wereldhit Lady Madonna wegebben in het idioom van ’toen’ om het evenlater als vloed op te laten komen in de klankwereld van ‘nu’.
En in Here comes the sun kwam, onder de kroonluchters van het theatercafe, de zon zo stralend op dat de talloze enthousiaste toehoorders zuchten van verrukking slaakten. “Zo was het, ja!”
Na zijn waarschuwing voor ‘oude lullen-muziek’ klonk zijn versie van Blue Moon, naar eigen zeggen waarschijnlijk al 844.000 keer op de plaat gezet, cool. Zijn vertolking maakte minimaal een groot aantal andere overbodig.
Allermooist was het woordenloze La chanson des deux amours van Jacques Brel. Na een dromerig recitatief werkte hij het weemoedige motief volmaakt uit. En, waar het repertoir van Brel voor ongeacht welke artiest als een hachelijke onderneming moet worden beschouwd, slaagde Sacksioni erin het relaas over de twee geliefden een eigen onvergetelijke dimensie te geven. Hoorden we daarin niet akkoorden uit het fabuleuze Concierto de Aranjuez? En was het eveneens inbeelding dat de kop van Beethoven op de piano een jaloerse trek om de mond had?