Harry Sacksioni geeft concert en workshop op Twents Gitaar Festival
Ton Ouwehand
Hij hoort het Rinus Michels nog zo zeggen. Met dat plat Amsterdamse accent van hem in dat karakteristieke staccato had de. legendarische Ajax-trainer gezegd dat het niet ging werken, twee passies. „Je zal moet-e kiez-e jong-e.” Maar Harry Sacksioni wist op zijn zestiende nog helemaal niet of hij door wilde gaan als voetballer bij Ajax of dat hij muzikant zou worden. Hij wilde niet kiezen: Vond het allebei leuk.
Hij zat samen met Johnny Rep in het eerste elftal van de junioren. Na het jaarlijkse Volewijckers toernooi zouden de gesprekken plaatshebben wie een contract kreeg. Eigenlijk wil hij het helemaal niet vertellen. Want het verhaal komt in het Harry Sacksioni anekdotenboek, dat later dit jaar verschijnt. Maar aan de andere kant, als je het dan over zijn bijna veertigjarige carrière als gitarist hebt, was het wel een belangrijk moment. Want in de eerste minuut van die eerste wedstrijd van het toernooi nam hij zijn beslissing. Hij koos definitief voor de muziek. „We moesten tegen Volendam. Normaal was ik spits, maar ik was rechtshalf gezet. Dat wilden ze kennelijk uittesten. Ik keek wie mijn tegenstander was, beetje een slungel. Moet kunnen dacht ik. Maar in de eerste minuut al was het panna. Ik werd door de benen gespeeld. Een enorme vernedering. En op dat moment wist ik direct: het wordt muziek. Die gesprekken heb ik niet eens meer gevoerd.”
Een half jaar later zat hij met z’n vader op de tribune bij Ajax, gaat hij verder. Er werd omgeroepen dat er een invaller het veld op zou komen. Sacksioni herkende hem direct. Dat was die slungel die de aanleiding voor dat besluit was geweest. Die bleek door Ajax geannexeerd: Arnold Mühren.
Volgend jaar viert Harry Sacksioni (1950) dat hij veertig jaar professioneel in de muziek zit. Nee, spijt heeft hij nooit gehad van zijn keuze om geen voetballer te worden. Een voetbalcarrière zou allang afgelopen zijn. En als gitarist kan hij nog lang mee, hoopt hij. Volgende maand verschijnt de Sacksioni Methode, een 470 pagina’s tellend boekwerk over zijn ‘fingerstyle’. De manier waarop hij het voor elkaar krijgt om tegelijkertijd baslijnen, akkoorden en een melodie te spelen. Hij pakt snel even een van, zijn ruim vijftig gitaren om voor te doen wat hij bedoelt. Maar dat gaat mis. Koude handen. En even vergeten dat de nagel van zijn ringvinger gesneuveld is. Daar moet nog een plaknagel op.
Goed, hij koos op z’n zestiende voor de muziek. Maar wist hij hoe goed hij was? Of hij het zou redden? „Ik wist helemaal niet waar ik muzikaal stond. Ik wist alleen dat ik fanatiek was. Echt studeren op de gitaar heb ik nooit gedaan. Maar ik kon ongelooflijk lang spelen. ik herinner me dat ik op een donderdagavond doodmoe thuiskwam van een Ajax-training. Ik ging nog even wat uitvogelen op, de gitaar. Op een gegeven moment ging de deur van; mijn kamer open. Mijn vader. Hij zei: ben je nu al op? Het bleek half zeven in de ochtend te zijn. Ik had de hele nacht door zitten spelen. Ik durfde het niet aan mijn vader te zeggen, ik zei dat ik me maar vast had aangekleed. Zonder geslapen te hebben ben ik naar school gegaan” Hij komt uit een middenstandsgezin. Zijn vader en moeder dreven een sigarenzaak in Amsterdam. „Mijn vader had gehoopt dat ik de zaak zou overnemen. Hij is nu 86. Drie jaar geleden heeft hij ‘m verkocht aan een neef.” Het voorjaar heeft toegeslagen, ook in de Betuwe. Kijkend over de weilanden merkt de gitarist op dat we het niet treffen. Het is giertijd. De boeren zijn druk in de weer hun land onder te spuiten. Maar de strontlucht went. En een voordeel van buiten zitten bij Sacksioni is ook dat je een ooievaar over het land kunt zien lopen. „Het is de volgende generatie al: ik woon al vijfendertig jaar op deze plek. Elk jaar komen de ooievaars hier terug. Net als reigers en duiven trouwens. Toen Nancy zwanger was landde er op een gegeven moment een ooievaar in de dakgoot. Heb ik nog een foto van haar gemaakt dat ze haar hand zo hield dat het net leek of die vogel op haar hand zat. Dat is het geboortekaartje geworden.” Arnold Mühren mag dan van doorslaggevend belang zijn voor de gitaarcarrière van Harry Sacksioni. Wie dat zeker ook was, was de heer Wiegrnans. Op mijn elfde zei ik zomaar tegen mijn moeder dat ik wel gitaar zou willen spelen. We kochten er eentje in een platenzaak waar drie gitaren aan de wand hingen. Ik moest les nemen vond mijn moeder. De leraar bleek bij ons om de hoek te wonen. Driekwart jaar heb ik les gehad, toen stierf hij. Ik realiseerde me dat hij misschien helemaal geen goede gitarist was, maar hij heeft me zo goed duidelijk gemaakt dat componeren het hoogste goed was. Belangrijker nog dan spelen. Hij maakte zoveel bij mij wakker. Wat je met een paar noten kan doen. Je kunt de volgorde veranderen, het ritme. En dat leidt steeds tot andere muziek. Dat opende een wereld voor mij. Nog steeds is voor mij het componeren belangrijker dan het spelen zelf. Ik ben wel blij dat ik het zelf goed kan spelen. Maar het mooiste is toch dat je ’s ochtends iets componeert en dat je er ’s avonds mensen mee aan het huilen krijgt, of laat juichen. Dat er een emotie ontstaat door wat ik dan heb bedacht. Ik vind het een soort ‘godje’ spelen.” Verdrietig maar ook ongelooflijk kwaad was hij, toen ze hem op het conservatorium van Amsterdam hadden afgewezen. Ongeschikt voor gitaar, had de commissie hem toegevoegd. Zeventien was hij en in de bus terug naar huis besloot hij dat hij niets meer met conservatoria te maken wilde hebben. Een jaar later was hij via Frits Lambregts als begeleider terechtgekomen bij het cabaret van Sieto en Marijke Hoving. En wat was hij trots op die eerste recensie waarin de verslaggever vond dat iedereen vooral op die gitarist moest letten, die de sterren van de hemel zat te spelen. Hij hoopte dat ze dat op het conservatorium zouden lezen.
En nu? Het gaat na al die jaren wonderbaarlijk goed, zegt hij. „Ik snap er niets van. Ik heb er ineens een heel nieuw jong publiek bij gekregen. Dat zal met You Tube te maken hebben. Maken ze van die filmpjes van je die ze op internet zetten. In het begin vond ik dat heel vervelend. Maar ik krijg uit alle landen van de wereld mailtjes of ik er wil komen spelen, er worden cd’s besteld. Die nieuwe technieken hebben zoveel nieuw publiek gegenereerd. Terwijl ik zelf nauwelijks iets aan publiciteit doe.”
TC Tubantia 30 maart 2008