Harry Sacksioni werd twee dagen na mij geboren. Afgezien daarvan speelt hij gitaar. Ondermeer op “Nachtjournaal” (met twee nummers, die Raymond van het Groenewoud zingt), zijn zevende en pas verschenen elpee, die vorig jaar klaar had moeten zijn, maar dat niet was, waardoor de koncerten toen in het water vielen. Ze worden er deze week weer uitgehaald.
“Nachtjournaal” is in die mate anders, dat Sacksioni er meer elektrische gitaar op speelt. En vermits dat aspekt ook tot een ander soort komposities heeft geleid en een veranderd live-programma, staat de Nederlandse pers te roepen van: de nieuwe Sacksioni.
Hoe nieuw is de nieuwe Sacksioni?
Sacksioni: “Da’s moeilijk uit te leggen, want de meeste mensen horen niet eens dat ik nu elektrische gitaar speel (lacht). Het is allemaal ritmischer geworden en daardoor krijgt het dus een aksentverandering. Iemand die me al een tijd volgt, die hoort het duidelijk. Kijk, ik volg altijd mijn gevoel en daarbinnen komponeer ik. Of er een speciale aanleiding was om nu te veranderen? Ik weet het niet, ik vind dat ik in het verleden te weinig ritmisch ben geweest, dat er maar een gedeelte van mijn karakter in mijn muziek benadrukt werd, de aardige, zachte kant, zeg maar. Maar ik heb ook een rotkant (lacht) en die is nu naar voor gekomen. Ik ben een ontzettende voetbalgek, wat weinig mensen weten. En als je het hen dan zegt, doen ze heel verbaasd: jij een voetbalgek en toch die muziek spelen? Ja, dus. “Nachtjournaal” laat de ruigere Sacksioni horen, omdat ik het evenwicht tussen mijn twee karaktertrekken wou herstellen.”
Is het niet moeilijk om ideeën over te brengen op een louter instrumentale basis. Ik herinner me je song “Omdat Victor Jara zong”, waarmee je een boodschap had, stel ik me voor.
Sacksioni: “Da’s inderdaad mijn levenslange dilemma natuurlijk. Het woord is de gangbare metode om elkaar iets duidelijk te maken en ik kan me dus indenken dat muzikale kommunikatie niet altijd lukt. Maar ik wil niet overdrijven: het is niet zo dat ik elk stuk een diepzinnige waarde wil meegeven. Een deel van mij leeft bewust en kritisch en een andere deel houdt van feest en doorzakken. En toch heb ik het inderdaad altijd doodjammer gevonden dat ik geen zanger ben, omdat je dan al dan niet met overtuiging teksten kunt brengen. Goed, dat los ik op twee manieren op: aan de ene kant vraag ik andere zangers, zoals Raymond, en aan de andere schrijf ik op mijn hoezen een aardig verhaaltje neer. In mijn vorige programma heb ik zelfs geprobeerd om te zingen, maar de reakties waren nogal vervelend (lacht): wat dat betreft is mijn minderwaardigheidskompleks gegroeid “.
Op je live-plaat speel je een song van Davy Graham en enkele intro’s van Shadows-nummers. Was dat een eerbetoon aan je invloeden?
Sacksioni: “Da’s moeilijk in te schatten. Alles watje in de loop der jaren hoort, beïnvloed je hoe dan ook, al is het niet altijd even hoorbaar. Ik ben opgegroeid met Elvis Presley en Cliff Richard en de Shadows. En daarna de Beatles, da’s mijn muzikale ondergrond. En toch vind ik zelf dat daar weinig van te horen is, omdat ik een andere stijl van spelen en van komponeren heb ontwikkeld, “Anji” van Davy Graham, da’s natuurlijk pas achteraf gekomen, want de eerste keer dat ik dat nummer hoorde, was het in de versie van Paul Simon. Toen ik op papieren voor auteursrechten moest invullen wie het nummer had geschreven, wist ik het niet eens (lacht). Ik ben er toen achter gekomen dat de auteur D. Graham was. Later ben ik ook vertrouwd geworden met de versie van Bert Jaensch “.
Nu we toch in het verleden zitten: het schijnt dat jij op ontelbare platen als sessie-muzikant te horen bent.
Sacksioni: “Oh ja, mijn jeugdjaren. Dat was in de periode dat ik nog bij Phonogram onder kontrakt zat en toen heb ik inderdaad voor al hun artiesten gewerkt, Golden Earring, Sandra en Andres, Ronnie Tober, heel uiteenlopend. Wat je daarvan leert, is niet eksakt uit te leggers, maar dat je ervan leert staat wat mij betreft vast: diverse manieren van spelen bijvoorbeeld, van hoempapa tot subtiel. Maar ik heb het maar een jaar gedaan, toen werd ik er bepaald gek van. En toen heb ik gezegd: nooit meer. Ik word nog vaak gevraagd, maar tenzij ik echt een wezenlijk aandeel heb in de opname, weiger ik nog steeds. Als ik alleen maar een stukje moet komen inspelen omdat ik dat toevallig goed kan, dan hoeft het niet meer, voor me. De laatste drie elpees van Herman Van Veen heb ik ook niet meer meegedaan, we zijn allemaal onze eigen weg gegaan. Het leuke is dat “Nachtjournaal” ook in Duitsland is uitgekomen en dat Herman dakrop de nummers zingt, die Raymond hier doet. Van Veen nu eens als gast bij Sacksioni, de wereld voor een keer op zijn kop”
Van Veen en jij pasten goed bij mekaar, hé, allebei dat dromerige, dat eterische.
Sacksioni: “Ja en dat vond ik goed ook. Ik bedoel: ik moest me nooit forceren om voor hem te schrijven. En toch is het achteraf bekeken jammer ook, want ik ben die kant van me steeds meer gaan beklemtonen, zoals ik je al zei. Wat men in de loop der jaren ook van mijn platen heeft gezegd, ik had er toch altijd de idee bij van: tja, het is maar een gedeelte van me. Nu pas ben ik me helemaal bewust geworden van het andere gedeelte van me. Als je me op het voetbalveld ziet, geloof je me niet (lacht). ik ben daar fanatiek als de pest, agressief ook.”
Op welke plaats speel je?
Sacksioni: “Linksbuiten, in de aanval, heel duidelijk ja. ik wil scoren en nog eens scoren.”
Jij gaf het al eens aan, je schrijft tekstjes op je hoezen. Deze keer gaat het over een astronaut en het ontstaan van een krater.
Sacksioni: “Zo’n verhaaltjes zijn sfeerbepalend voor de plaat, vind ik. Maar ik zeg erbij: ik zie er dingen in, die anderen er misschien niet in zullen zien. “Het Ontstaan van een Krater” gaat voor mij over mensen die spuiten of die op een andere manier een andere wereld kiezen. Ik heb daar symbolisch de maan voor genomen. In het half jaar dat de hoofdpersoon op de maan moet blijven, begint hij er dermate aan te wennen dat hij geen verantwoordelijkheid meer heeft, dat hij zich stilaan god of minstens toch goddelijk begint te voelen. En als hij dan terugkeert, ziet hij al die verantwoordelijkheden en pleegt zelfmoord, door bewust naast het trapje te stappen. En ik heb het niet alleen over spuiters. maar ook bijvoorbeeld over mensen die avond na avond voor hun televisie neerploffen en volstrekt passief worden. Ik wil niet dat iedereen hetzelfde in mijn verhaal ziet, maar voor mij kadert het de plaat beter in. Neem zo’n nummer als Yoeri’s Reis, wat over Yoeri Gagarin gaat. Cynisch als wat: de man gaat als eerste de ruimte in en stort drie jaar geleden in een burgervliegtuig neer. Zulke bizarre evenementen trekken me wel, ja.”
Harry Sacksioni: Nachtjournaal 817 500-1. Voetnota: Sacksioni treedt deze week op in België. Maandag 6/2 zit hij in de VUB, Brussel, op dinsdag 7/2 in de Aula, Leuven, op donderdag 9/2 in het Kultureel Centrum, Berchem en op vrijdag 10/2 in de Stadsschouwburg, Brugge.