In Gesprek met Harry Sacksioni
Door: Max Steenberghe
Foto: Do Visser
Hilversum bewaart zijn platen onder de G. Niet van Gitaar, maar van Gijzeling. Pas als er een ramp is, wordt Sacksioni gedraaid. Iets om trots op te zijn, vindt de musicus zelf, want desondanks zit hij al dertig jaar in het vak, leeft hij goed van zijn platen en staat hij vrijwel elk jaar voor uitverkochte zalen met telkens weer een nieuw programma. "Ik ben er op eigen kracht gekomen", vindt hij, "door gewoon mezelf te blijven." En hard te werken.
Harry Sacksioni interviewen is een koud kunstje. Hij bespeelt zijn stembanden zeker zo snel als zijn gitaarsnaren en is niet te beroerd om diep in zichzelf te graven, desnoods tot tranen toe. Maar er is een voorwaarde. Van levensbelang. Houdt gitaren uit zijn buurt. Want die pakt hij gedachtenloos op en dan begint hij als vanzelf te tokkelen. En als de Saks, zoals hij zichzelf achteloos kan noemen, tokkelt dan is het onmogelijk om je op zijn woorden te concentreren. Hoe zacht ook, die muziek klinkt luider en welsprekender dan welke woorden ook.
"Nou, dan niet", zegt hij quasi-boos en legt een gitaar mokkend terzijde. Zeg, niet boos zijn, hij verveelde zich vast, want anders zou hij geen ‘Huiswaarts’ spelen, een van zijn allereerste nummers. Dat zal hem ongetwijfeld al jarenlang de keel uithangen. "Ben je gek", schrikt hij, "Het nummer is me juist heel dierbaar. Daar is alles mee begonnen. Ik speel het elk concert. Dan weer als opener, dan weer als toegift, maakt niet uit. Het is een soort amulet geworden. Ik speel het met veel plezier, het verveelt nooit."
"Een nummer verveelt me niet gauw. Het is geschreven uit een bepaald gevoel, en met de jaren rijpt dat gevoel, zo ook het nummer. Daarnaast leent de structuur van mijn nummers zich makkelijk tot variatie, er zitten over het algemeen drie partijen in en ik heb dus genoeg materiaal om mee te spelen, te improviseren."
Drie partijen. Basis voor Harry’s spel, oftewel de Sacksioni-Sound. Drie partijen: de melodie, de begeleiding èn de baslijn. Alles tegelijk. Drie partijen, twee handen, een gitaar. Echt waar. Nog steeds wordt hem gevraagd of er een tweede gitarist in de coulissen zit, of dat hij met een cd meespeelt. Maar vooral: hoe hij het doet.
Harry had nooit een antwoord, want Harry doet het gewoon altijd al zo en daarom is hij ook nooit op het conservatorium toegelaten: omdat hij het fout deed. Hield z’n hand verkeerd. "Ach, ik heb het toch maar zo volgehouden", lacht hij. Moe van de vraag is hij toch begonnen aan een antwoord: een boek over de Sacksioni-methode. Een vergissing. "Ik dacht dat ik dat wel even kon uitleggen, maar dat valt vies tegen. Ik heb me nooit afgevraagd wat ik doe of hoe, maar nu ik het analyseer, val ik van de ene val in de andere. Als ik een akkoordenwisseling uitleg, moet ik eerst de akkoorden analyseren, moet ik eerst de handgrepen duiden, en daarvoor moet ik de vingerzettingen kennen en die moet ik allemaal voor elkaar uitleggen. En ik werkte dus helemaal verkeerd, want omgekeerd: ik ben begonnen aan het einde en werk nu naar het begin toe. Zodra ik dat heb, kan ik weer logisch naar het einde toewerken."
Ajax
Klonk dat ingewikkeld? U heeft geluk. U heeft niet drie uur aan tapes hoeven uit te tikken. Harry makkelijk te interviewen? Dat leek maar zo. Want hij praat nog moeilijker dan hij speelt. Laat elke vraag goed zinken, formuleert in zijn hoofd het antwoord, begint te praten maar merkt gaandeweg dat het opnieuw een eindconclusie is, waarvan hij toch ook de gedachtegang moet en wil uitleggen. Dus schakelt hij in die zin meerdere malen terug, probeert het dan uiteindelijk op een rijtje te zetten met ten eerste, tweede, derde, maar bij het tweede moet hij weer een onderverdeling aanbrengen en dat gaat maar door. En zie hem dan ook nog maar eens van zijn gitaar af te houden!
Toch is het allemaal niet zo gecompliceerd. Harry’s leven is duidelijk. Zijn spel, zijn carrière, zijn levensvisie, zijn dagelijks bestaan, alles voert hij terug op zijn persoonlijkheid. Eentje die gedreven wordt door eenvoud, eerlijkheid, helderheid. Neem zijn visie op zijn talent. "Geloof ik niet in. Echt niet. Zou ik talent hebben voor gitaar? Maar ik speel ook andere instrumenten, ik componeer veel op piano."
"Een stergitarist? Ik was ook ster-voetballer. Speelde in het eerste jeugdelftal van Ajax, echt, met Johnny Rep. Kreeg een prof-contract aangeboden, maar opnieuw: het is niet de enige sport, ik kan biljarten en tafeltennissen op hoog niveau. Zou ik dan zoveel talenten hebben, terwijl andere mensen er geeneen hebben? Nee, het is geen talent, niet alleen, tenminste. Het is ook karakter. Inzet, gaan tot aan het gaatje en daar voorbij. Alles willen."
"En lef hebben. Ik ken gitaristen die de sterren van de hemel spelen, maar die je nooit zult horen omdat ze verkrampen voor een publiek. Daar heb ik, dankzij Ajax geen last van, want daar stond het langs de lijn altijd zwart van de kenners en in Amsterdam laten ze echt wel horen wat ze van je vinden."
"Je moet het kunnen, je moet het willen, je moet het doen. Ik wil niet zweverig of sixties klinken, maar ik denk dat het veel belangrijker is dat je tegen jezelf durft te zeggen: ‘ik kan het, ik wil het’. Ik heb het vaak zien werken en andersom ook. Er helemaal voor gaan, zie ik veel te weinig, dat mag niet in Nederland, je kop boven het maaiveld uitsteken. Waarom toch?"
"Mensen noemen mij soms wat arrogant, omdat ik weet wat ik kan. Maar daar heb ik hard voor gewerkt. Dat is me niet komen aanwaaien, en pas sinds een jaar of tien durf ik er van te genieten. Gewoon, genieten van roem, van een mooie hotelkamer. Waarom niet? Het gebeurt me toch maar. Ik ben trots op m’n Edison, kan genieten als mensen genieten van mijn muziek. Wat is daar fout aan? Daar doe je het voor."
"In mijn programma noem ik vaak Ierland. De helft van de bevolking daar maakt muziek. Bijzonder. Maar wat heel bijzonder is: de andere helft waardeert dat. En dat is heerlijk. Iets kunnen en het delen. Dat maak je hier niet snel mee. Ja, ik heb inmiddels een eigen publiek dat ik goed bedien en dat trouw komt opdagen. Maar van Hilversum hoef ik het niet te hebben, en van de pers ook niet zo. Die hadden het jarenlang alleen maar over dat verlegen jongetje, dat zo’n romantische muziek kon spelen. Nou, dan heb je geen plaat van me gehoord, geen concert gezien, want als ik iets heb bewezen, is het dat ik mijn gitaar kan laten schreeuwen. Mijn huidige programma heet ‘Helden’ en ik speel er – voor het eerst – voornamelijk werk in van anderen. Ook Jimi Hendrix, ook ‘I Wish’ van Stevie Wonder. Zelf deed hij het met een big-band, maar ik pak het gevoel net zo goed met zes snaren."
Poot van Metz
Gevoelens. Daar draait het om bij Harry. Die wil hij overdragen met zijn muziek. Die zijn de inspiratie voor zijn nummers. Gevoelens als ‘Huiswaarts’. Het gevoel wat hij kreeg van het verkeersknooppunt bij de Poot van Metz. "Een verschrikkelijk lelijk ding en het werkt niet eens want er staat altijd een file. Maar ik reed er ooit op een nacht, door de mist, in oranje lampen, en ik vond het prachtig. Heb drie keer het rondje gemaakt en toen ik verder reed hoorde ik de eerste noten al."
Sacksioni’s nummers komen overal vandaan: van een boterham met hagelslag tot ‘Omdat Victor Jara zong’ over de volkszanger wiens handen werden afgehakt door Pinochets mannen. "Ik blijf het spelen." Hoe het precies werkt, waar het vandaan komt, weet hij niet en hij wil het niet weten. "Het werkt onderbewust en het kan alleen maar onderbewust werken. Ik zou niet anders kunnen. Net als traplopen of autorijden, als je daarbij gaat nadenken kom je in de problemen, maar op de automatische piloot lukt het wel." Even stil. "Vandaar dat ik waarschijnlijk ook nooit heb geweten hoe ik speel. Een angst."
Toch probeert hij het te analyseren. Hij voelt iets, hij ziet iets en als vanzelf hoort hij er iets bij "als het gevoel maar sterk genoeg is." Blijdschap, tranen, woede of domme pret, alles is te horen in Harry’s snaren, maar vreemd genoeg zijn er maar twee nummers over datgene wat zijn diepste emoties moet losmaken: zijn kinderen Jessa en Lenno. Hij lacht schaapachtig. Tja, eerlijk zijn, open, alles delen, het ligt me na, maar mijn eigen leven ligt me net iets nader. Ik geef veel – vind ik – ik geef heel veel van mezelf aan mijn publiek, maar er is een klein cirkeltje dat ik toch voor mezelf houd. En mijn kinderen horen daar bij."
"Ja, die geboorte-gevoelens zijn zo sterk; je kunt niet anders dan er een nummer over maken, maar verder ga ik niet." Een moment stilte. "Weet je, dat is zo intens maar ook in feite zo klein genieten, dat het misschien niet voldoende zou zijn. Gistermiddag zat ik aan tafel met Jessa, gewoon wat dom te kletsen en dat is… fàntàstisch, zoals elke ouder je zal vertellen. Maar ik zou veel moeite hebben om dat gevoel over te dragen, want als je het analyseert, wat is het nu helemaal? Zo ga ik ook elke dag, echt èlke dag, even kijken naar een nest daar bovenin de boom. Het boeit me mateloos en ik ben stil van bewondering over zoveel bouwkunst. Maar toch zal ik er geen nummer over maken."
Aanslag
Pas dan is het wat langer stil. Hij staart over de weilanden, in de verte vliegen twee ooievaars. Hij woont schitterend, ook al dertig jaar in hetzelfde boerderijtje aan de rand van een piepklein Gelders dorpje. Maar er zit een vervelend verhaal aan het huis. Sacksioni is 26 jaar lang gestalkt door een fan. Een vrouw verafgoodde de gitarist zodanig dat ze dag en nacht in zijn buurt wilde zijn. Harry betrapte haar in zijn huis, in zijn bad, in zijn bed. Zweeg er lang over, maar kwam naar buiten met als resultaat een wet.
Hij praat er met heel veel moeite over. "Het deed erg veel pijn, maar de last die zoiets geeft, de aanslag die zo’n vrouw op je leven pleegt, is van een zwaarte die niet is uit te leggen. Soms werd ze elf keer op een dag weggehaald door de politie en tien minuten later stond ze er weer, want er was wettelijk niks tegen te doen. En dát ging me te ver. Ik was overduidelijk slachtoffer maar de maatschappij kon me niet helpen. Ik heb hele vergaderingen hier gehad, met lotgenoten, psychiaters en juristen, ja, zelfs de burgemeester, want ik dook op in de gemeentebegroting voor al die keren dat de politie moest uitrukken. Maar niemand kon wat doen. Nu wel."
"Zeker zo verbijsterend als het probleem zelf, was het aantal reacties dat ik erna kreeg. Tweeduizend brieven. Hele mooie, hele zielige en hele enge. Er loopt wat vreemd volk rond, heb ik geleerd." En hij kapt het onderwerp af. Hij wil er niet meer over praten, want "langzamerhand was ik bekender als Sacksioni de gestalkte, dan Sacksioni de gitarist."
Kletsen
Terug naar de gitaar dan maar. Zijn grote liefde. "Ja, dat denkt iedereen, maar zo heel onvoorwaardelijk is dat nu ook weer niet. Ik houd van mijn gitaar; lang heb ik gezegd dat ik zelf een gitaar ben, maar in feite is het maar behelpen met zo’n ding. Communiceren, daar gaat het me om. Dat merk je ook in mijn programma: ik klets heel wat af en dat moet, vind ik, het moet leven."
"Leven is communicatie, we zijn sociale dieren. Zonder de ander is de een er niet. Ik vind het ook heel vervelend dat ik niet kan zingen. Dat mis ik echt, ik schrijf graag teksten en ga daar binnenkort stemmen bij zoeken. Ja, ik heb het zelf ooit gedaan, maar dat was niks. Ik klonk als Boudewijn de Groot. En ik vond het al niks dat ik precies als iemand anders klonk, maar ik klonk ook nog als een slechte Boudewijn en dat deed de deur dicht."
Harry Sacksioni staat vrijdag 30 maart met zijn programma ‘Helden’ in het Eindhovense Muziekcentrum Frits Philips.
Bron: Eindhovens Dagblad 24 maart 2001