Door: Jan van der Kleij
We gaan de dag zo slecht niet in als menig kermissuikerspin zij wordt gesponnen en gebeten en is al spoedig weer vergeten".
Een hele troost voor iedereen, die in deze donkere tijd van het jaar ’s morgens al vroeg uit de veren moet om op tijd op het werk of op school te kunnen zijn.
Bij het wrijven van het slaapzand uit je ogen of het neerzetten van je eerste voet op het koude zeil zou je dan ook nog het „Suikerspin" genoemde wijsje op de achtergrond moeten draaien. Een alleraardigste shuffle, vol koddige effecten en met het fragiele sfeertje van „Blos".
De fans weten al over wie ik ’t heb: Harry Sacksioni. Zijn nieuwe elpee, waarvan de B-kant door „Suikerspin" besloten wordt, heet „Strikt persoonlijk".
En „strikt" moetje dan, blijkens de foto, ook als werkwoord opvatten. Dat is echter een overbodige dubbelzinnigheid, want Harry doet zichzelf op deze schijf allerminst de das om.
Sacksioni heeft zich voor dit produkt omringd met enkele andere muzikanten, zoals de celliste Nancy Green, de fluitist Martijn Alsters, de slagwerker Paul Koek, Herman van Veen als violist en Erik van der Werff aan de synthesizers.
Van laatstgenoemde zouden veel synthesizeristen onder de popmusici nogwat kunnen leren. Erik heeft geen enkele behoefte aan pathetische, kosmische, astronautische of andere kitscherige effecten, maar houdt alles heel rustig en zorgt daardoor, samen met de andere gasten (die lang niet allen tegelijk in elk nummer op komen draven) voor een ideaal geluidsdecor bij het veelzijdige spel van gitarist Harry Sacksioni. Elk instrument komt tot zijn recht en in elke vertolking zit diepte, reliëf. Dat begint al meteen met „Marco Polo" en gaat zo door in „Johan en Pirrewiet" met zijn aardige oud-Hollandse effecten. Na het driftige solonummer „Nonna’s nachtmerrie" volgt „Poot van Metz", een wat Leo Kottke-achtige impressie van toenemende, heersende er, afnemende drukte op het gelijknamige verkeersknooppunt bij Eindhoven, met een schitterend gevarieerd slot. De A-kant wordt besloten met „Omdat Victor Jara zong", een In Memoriam voor de beroemde Chileense protestzanger Victor Jara, die destijds door de junta om het levenwerd gebracht door het afhakken van zijn handen, in het stadion met de vele gevangenen. Verstilde muziek, met latijns-amerikaanse echo’s.
Geen herdenking in fel, woedend verzet, maar eerder een uitbeelding van de stilte na Jara’s dood, het verdriet, de zuiverheid van Jara’s intenties en de schoonheid van zijn liederen.
De B-kant start met „Ali’s shuffle", waarin Harry alles uit de kast haalt en er zelfs ook percussie op pleegt, aardig afgewisseld met flageolot-akkoorden. Toch moet hij met al die clusters en slaggitaarmelodieën uitkijken voor niet teveel eenzijdigheid in de toekomst. Misschien zou hij zich ook wat meer kunnen gaan toeleggen op muziek als die langzame, wat koraalachtige slotpassage, waarin hij alle kerkorgelachtige klankschoonheid van de 12-snarige Bozo-gitaar laat horen. „Grensincident" (met Herman van Veen op viool) valt op door een fantastische aanslag, met wel tien verschillende soorten klanken. Via „Vooravond" (een heerlijk rustig sfeertje: alles en iedereen komt of is weer thuis) belanden we dan tenslotte bij de eerder genoemde „Suikerspin" voor de volgende ochtend.
Blijkens „Circus" (Polydor 2925.122) heeft Flairck zich intussen uitgebreid met een echte folkgroep, met ook veel country-elementen. De komst van Annet Visser (vooral veel soorten fluiten) en Ted de Jong (vooral veel snaarinstrumenten en lichte percussie) betekenen een aanmerkelijke verfrissing van de sound en in lyrische passages ook een tegenwicht voor de soms wat drammerige thema’s en aanzetten van vooral frik Vissers composities. Met name in het tweede numer („Circus Act 1 en 2") is sprake van een enorme homogeniteit, gelijkwaardige kwaliteit en veel variatie. Diverse invloeden (Roemeens, Spaans en hier en daar een snufje Sacksioni), met dan als „Einzug der Gladiatoren" een heel logisch voortvloeisel: de entr’acte-muziek door het ideale draaiorgel De Arabier (waarmee Flairck best eens een hele elpee vol zou mogen maken!). Maar laat ik hier de briljante solo van basgitarist Hans Visser niet vergeten!
Op de B-kant wordt het geniale hoofdthema de parade knap verwerkt. „Es 5" (opgedragen aan de VVDM?) is een waardige finale, helaas nu en dan meer agressie dan lyriek.
Alles bijeen toch een uiterst boeiende circusimpressie, een stukje muzikale dressuur en improvisatorische koorddans op hoog niveau!
De voornaamste conclusie na het beluisteren van „Encore", de nieuwe plaat van het pianoduo Daniel WayenbergLouis van Dijk (Polydor 2925.121) kan luiden, dat Wayenberg als jazzpianist sterk vooruitgegaan is. Dit blijkt uit „Gong with the wind" (wat een walsje van Louis aan het slot, trouwens!) en „Take five": een razend knappe prestatie, waarbij Daniel Louis wegjaagt van de ene naar de andere vleugel.
Vanuit zijn eigen, klassieke discipline heeft Wayenberg de altijd ontroerende Impromptu no.3 opus 90 van Schubert bijgedragen (mooi, donker van toon vertolkt) en Van Dijk voorziet „Come Sunday" daarna van een passend-klassieke overgang naar zijn eigen stiel: jazz, om tenslotte helemaal in zijn eigen stijl uit te pakken..
Beide heren huldigen op knappe wijze Igor Strawinsky in „Scherzo a la Russe" en „Circuspolka ‘ en ontsteken in het niemendalletje „Waltzing the blues" enig virtuoos vuurwerk af, maar zijn toch op hun allerbest in de bijna twaalf minuten durende, door Louis van Dijk bewerkte Beatle-medley: grotendeels in een razendsnel tempo („For no one", „Fool on the hill", „Hey Jude" en nogmaals „For no one"), met „Here, there, everywhere" en „Yesterday" wat rustiger en „Penny Lane" als een tarantella. Fantastisch, al moet ik eerlijkheidshalve toegeven, dat dit dan ook toevallig wel net zo ongeveer ook m’n eigen favoriete Beatle-nummers zijn!