Skip to content

Harry Sacksioni, een blitzcarrière

19 februari 1980

Door: D.D.

Nadat hij in mei ’79 opstapte als vaste begeleider van Herman Van Veen, is de Nederlander Harry Sacksioni uitgegroeid tot een van de drie beste gitaristen ter wereld, althans volgens een opiniepeiling onder het publiek van een Duits televisiestation. Een blitzcarrière waar Sacksioni zelf nauwelijks van opkijkt: hijzelf denkt maar aan de toernee die hem volgend jaar moet introduceren in Italië, Frankrijk en Engeland, en hij beoogt de verovering van Amerika.

Toen hij onlangs voor een koncert naar Gent kwam, bracht hij acht akoestische gitaren mee. Een beetje veel, zou je kunnen denken.

Sacksioni: “Niets van. Gewoon pure noodzaak. Ten eerste om niet voortdurend tijdens het koncert de gitaar in een andere toonaard te moeten stemmen, maar vooral omdat elke gitaar een specifiek karakter heeft, en elk van mijn nummers daarop is afgesteld. Ik kies een gitaar in funktie van de kleuren die ik gebruik.”

– Je bent dertig en speelt sinds je elfde. Ik vermoed dat je een heel eigen relatie met het instrument gitaar moet hebben opgebouwd.

“Ja, dat is zo, en die verhouding is zo totaal dat ik het er vaak erg moeilijk mee heb: ik was er mezelf niet van bewust, maar op de duur bleek dat ik me meer verantwoordelijk voelde voor mijn gitaren dan voor de mensen met wie ik leef. Daarom stem ik ook zolang voor een optreden: ik moet de gitaren kunnen gebruiken zoals ikzelf dat wil.”

– Je speelt beduidend minder op de elektrische dan op de akoestische gitaar.

“Een elektrische gitaar heeft weer een andere kleur en dus speel ik daar alleen op als ik die bepaalde kleur nodig heb, of als ik b.v. een toon lang wil aanhouden. Het is hoe dan ook minder direkt en lijfelijk ligt het anders. Een akoestische gitaar is persoonlijker. En ik heb destijds in de studio genoeg elektrisch moeten spelen”.

– Als studiomuzikant voelde je je nogal ongelukkig?

“Zeker, omwille van het onpersoonlijke werk dat je dan moet doen en de manier waarop je moet funktioneren: snel, snel, want tijd in de studio kost. Het is trouwens op zich frustrerend muziek te spelen die niets met jezelf heeft te maken. Ik hou van muziek waarvan ik weet wat het is.”

– Vandaar dat je bijna uitsluitend eigen komposities speelt?

“Klopt, want als ik iets van andere komponisten overneem, zoals “Here comes the sun” van The Beatles of “Scarborough fair” van Paul Simon, dan zijn dat nummers waarvan ik voel dat ik ze zelf had kunnen schrijven. Er zijn mensen die het prententieus vinden om zeggen, maar mijn muziek is uit eigen ervaringen geboren. Meestal vanuit een situatie die mij gevoels- of denkmatig wat deed en die ik dan vertaal in muziek. Volgens mij is dat ook de enige funktie die muziek heeft en is al de rest waardeloos.

Ik geloof trouwens niet dat een muzikant elke avond wil entertainen, dat is louter commerce. Ik zou elke week een hit kunnen hebben, die kan ik zo schrijven, ik bedoel: ik weet hoe het moet, maar dat soort foefjes interesseert mij helemaal niet. Ik vertaal wat voor mij belangrijk is en ben blij als anderen daarin meevoelen..”

– Kan je dan niet beter ook gaan zingen, als de inhoud van je instrumentale nummers zo belangrijk is?

“Maar ik krijg stapels brieven over de inhoud van mijn nummers, en dat vind ik grandioos. En zingen kan ik niet, wat ik inderdaad soms als een handicap ervaar. Hoewel het misschien tegelijk mijn sterkte is: wie wee: speel ik zoals ik speel, precies omdat ik het niet kan zingen.”

(DD)

Aankomende optredens:
 • 06 dec
WAGENINGEN
 • 07 dec
DRACHTEN
 • 04 jan
VENLO
 • 05 jan
MEPPEL
 • 06 jan
NIJMEGEN