De zeven gitaren van Harry Sacksioni
Harry Sacksioni, de gitarist die nooit door zijn ingangseksamen van het Amsterdams Muziekconservatorium geraakte, stond vrijdagavond in de Kon. Elisabethzaal te Antwerpen vóór een veertigtal gediplomeerde en gereputeerde muzikanten, die in het kader van zijn «Kleine Toer met Groot Orkest» waren gerekruteerd uit het Londens Symfonie-orkest en het Nederlands Blazersensemble. Onder leiding van de Engelse dirigent Robert Cornford waren zij een dag voordien in het Kongresgebouw van Den Haag begonnen aan een tiendaagse rondreis door Vlaanderen en Nederland. Voor ons land stond enkel Antwerpen op het programma van deze toernee, die vanaf morgen met vijf koncerten in het Amsterdamse Teater Carré wordt afgesloten.
Sacksioni zelf zat aan deze nieuwe ervaring alvast prettiger herinneringen bewaren dan aan het gelegenheidskoncert, dat hij enkele jaren geleden in diezelfde Kon. Elisabethzaal gaf met het Nationaal Orkest van Belgie. Ditmaal kwamen immers geen syndikale oprispingen de artistieke aspiraties van de gitarist verzuren. De muzikanten bleven rustig op hun plaats, ook wanneer de Sacks nog twee bisnummers speelde en het koncert daardoor tot bijna half twaalf uitliep. Van enige vakbondsnervositeit was nu helemaal geen sprake en het orkest applaudisseerde zelfs dapper mee toen Harry zijn allerlaatste solo-nummer uit zijn snaren had geschud.
Kortom, dit koncert kon in optimale omstandigheden worden afgewerkt. Ruim vijftienhonderd toeschouwers beloonden deze beroepsernst en de daarmee gepaard gaande kwaliteit trouwens met een staande ovatie.
Gedurende bijna twee uur heeft Sacksioni ook nu weer blijk gegeven van zijn grote muzikale kreativiteit als komponist en zijn enorme instrumentale vaardigheid als uitvoerder. Temidden van zijn zeven gitaren vertolkt hij dubbel zoveel emoties, vertaalt hij doordeweekse gevoelens in schitterende liederen. Ritmische, vaak leuke nummers als «De Telganger», «Goofy» en «Thee bij Tante Josefine» worden heel oordeelkundig afgewisseld met sterk ontroerend werk als «Tranen», of met meer maatschappijgebonden nummers als «De vlechters» en vooral «Prikklok 7 u. 45». Bijna fatalistisch zijn «Zeppelin» en «Oorlogsdroom», van een zelden gehoorde dromerigheid dan weer is «De Man met de Vlieger».
Niet voor niets hanteert Sacksioni zoveel verschillende instrumenten: zij vertolken evenveel klankkleuren en stemmingen als er in zijn repertoire aanwezig zijn. Het elektrisch werk wordt daarbij niet geschuwd, wat of en toe wel enige problemen gaf met de geluidsbalansen.
Vóór de pauze speelde hij een gedeelte solo, nadien aangevuld met de kleine begeleidingsgroep waarmee de gitarist zijn normale toernee afwerkt. Als sluitstuk van dat eerste gedeelte bracht hij «Het Dubbelleven van Holle Vijnman», het titelnummer van zijn vierde elpee die tijdens de pauze door Phonogram-manager Paul Moens werd voorgesteld.
Samen met het groot orkest werd het tweede gedeelte nadien ingezet met de integrale versie van «Vensters», een kompositie die naar mijn gevoel een sterkere indruk maakte dan weleer. De gitaar, die soms iets te nadrukkelijk op de voorgrond werd gehaald, verzoent zich geweldig met de gangbare, klassieke instrumenten, ook in het intussen zeer bekende «Meta Sequoia» (dat als bisnummer werd geprezenteerd. Op een groot projektiescherm werden sommige nummers visueel geïllustreerd. Daaronder de zeer geestige «Opdracht», een muzikale erg filmische benadering over de bijbelse vermenigvuldigingsboodschap. Als introduktie voor zijn Vlaamse toernee (in april, met kleine begeleidingsgroep), kon dit gelegenheidskoncert alvast tellen.
H.V.D.