Skip to content

‘Strikt Persoonlijk’ (Recensie)

1 november 1981

Door: Jaap van Eik

foto’s: Jan Swinkels

Met “Strikt Persoonlijk”, zijn meest recente langspeelplaat, is Harry Sacksioni een andere weg ingeslagen. “Bewust’, vindt hij zelf en legt me dat haarfijn uit. Daarmee begrijpen we elkaar voor het eerst en het laatst verkeerd. Merkwaardig genoeg heb ik het prille product eerder thuis gekregen dan Harry en hij vraagt me gretig naar mijn mening. “Rustiger”, zeg ik, waarop Harry bevreemd reageert.

“Hoe kan je dat nou zeggen”, werpt bij tegen. “Het eerste nummer is inderdaad rustig, maar als je “Poot van Metz” nou neemt. . . “

We praten over verschillende dingen. Ik doelde met “rustig” op de gehanteerde tempo’s en Harry bedoelt er eigenlijk de dynamiek mee. Wat dat betreft heeft bij gelijk. “Strikt Persoonlijk” is niet rustig.

Het is een jaar of wat geleden dat ik Harry voor het laatst (en het eerst) sprak. In een duf Arnhems horecabedrijf waar we deze keer uit arren moede ook maar af hebben gesproken. Het weer is mooi. De terrassen zijn vol en op de hoek loeit een pierement. We besluiten te verkassen en komen uiteindelijk terecht in een zwak beklante poffertjeszaak.

Voor iemand wiens gevoel voor privacy befaamd is, praat Harry Sacksioni opvallend gedreven. Hij wil koste wat kost goed begrepen worden en doet daar alles aan. Op de klok kijken en snel een draai geven aan het interview is er niet bij. Harry staat voor wat hij zegt. En dat terwijl bij al heel wat slechte ervaringen met de pers heeft opgedaan. Interviews toestaan is er lang niet bij geweest. Dat taboe is verbroken. Het schijnt hem goed te doen.

Opnieuw beginnen

Harry durft. Na lang wikken en wegen brak bij met Herman van Veen, die voor hem altijd toch een vaste bron van inkomsten had betekend. Tegelijkertijd besloot bij voor eens en voor altijd het heft helemaal zelf in handen te nemen. Dat betekent dat Harry zichzelf in een tamelijk riskante situatie heeft gemanoeuvreerd. Zijn platen verkopen weliswaar goed, maar een type om zich daarop te richten is bij niet. Daarom werd besloten om naar aanleiding van “Strikt Persoonlijk” een groep en een tournee op te zetten. Dat klinkt simpel en men zal geneigd zijn om Harry’s situatie als comfortabel te beschouwen. Maar wat Harry doet, is alle risico zelf nemen. In zijn achterhoofd had bij deze zomer een tournee met 40 optredens. Die zijn er gekomen, maar toen de groep. Harry koos voor een onorthodoxe bezetting en nam daartoe een aantal muzikanten voor een bepaalde tijd in dienst. Ja, je leest het goed: in vaste dienst. Reken maar uit welke bedragen daar maandelijks mee gemoeid zijn!

Waarom al die omslag voor iemand die toch redelijk comfortabel kon leven? “Ik had een hele sterke behoefte aan nieuwe impulsen. Ik vond dat ik met Herman van Veen een beetje dood was. Niet met hèm natuurlijk, maar ik miste een kracht in mezelf. Ik speelde niet genoeg op m’n toppen. Het werd te gemakkelijk. Ik verdiende m’n brood… nou, ik werd een beetje bezadigd. Het klinkt extreem. maar ik voelde sterk dat het niet de weg was. Toen heb ik officieel met Herman (van Veen) gekapt. Ineens stond ik helemaal op eigen benen. Ook financieel. Voor zover ik opnieuw moet beginnen, kun je dus zeggen dat ik een soort eigen zaak begonnen ben. Ik ben een kleine zelfstandige geworden. Maar het is een bewuste keus. Ik wilde niet langer de weelde hebben van het financieel toch wel onder de pannen zijn. Daar werd ik lui van. Bovendien speelde ik met Herman. Een combinatie tussen zijn en mijn muziek is gewoon niet mogelijk. Had dat op de een of andere manier wèl gekund… zoals de zaken lagen, leek me dit de enige juiste beslissing. En dat is ook het geval gebleken. Momenteel ben ik in een enorm creatieve stemming. Ik schrijf zelfs al nieuw materiaal, omdat ik tijdens de komende tournee niet meer dan een vijf oude stukken wil spelen.”

Harry werkt in B.V. vorm. Hij werkt als het ware voor zichzelf, hetgeen mogelijk gemaakt wordt door een niet onaantrekkelijke plaatverkoop. De genoemde tournee is inmiddels van start gegaan. De drie musici -een toetsenman, een slagwerken en een celliste – zijn bij Harry, lees diens B.V., gedurende een bepaalde tijd in dienst. Harry kost dat maandelijks indirect een klein vermogen. Hij ligt er niet wakker van en constateert dat door die verplichtingen de extra stimulans die hij zo broodnodig had, is ontstaan. Harry Sacksioni begon dus dit jaar zomer met alleen zichzelf. Vervolgens werd een langspeelplaat opgenomen en werd er gezocht naar 40 optredens in België en Nederland. Die kwamen er. Geen problemen. En toen de musici.

“De moeilijkheid bij mij is het vinden van de juiste mensen. In mijn muziek is dat extra problematisch omdat ik zulke eigen muziek maak. De mensen moet ik dus uit bepaalde hoeken halen; uit de pophoek, de jazzhoek en zelfs de klassieke hoek. Hoe dan ook, dat betekent dat het hart van die mensen in hun specifieke muziek ligt en niet in de Sacksioni-muziek. Daar komt het cru gezegd op neer. De celliste Nancy Green kende ik van een tournee die ik een keer met een groot orkest heb ondernomen. De strijkers kwamen hoofdzakelijk uit Engeland. Toen ontdekte ik dat zij in de V.S. een groot soliste was. Maar het contact was goed en van de zomer besloot ik ineens de stoute schoenen aan te trekken. Ik heb haar gebeld en gevraagd of ze mee wilde doen op de plaat en die 40 optredens wilde doen. Dat lukte. Die combinatie tussen gitaar en cello is uniek. Het beantwoordt precies aan mijn idee van een combinatie tussen de power van de synthesizer en de drums en een klassieke ondergrond die ook ruig kan zijn.”

De bezetting van de huidige Sacksioni groep wordt gecompleteerd door een toetsenman en een drummer. De eerste vangt tevens een gedeelte van de baspartijen op, de tweede voegt melodische percussie instrumenten als de marimba en de vibrafoon aan het geheel toe. Harry had heel graag nog een saxofonist aan de bezetting toegevoegd, maar financieel zat dat er niet meer in. Zelf vangt Harry ook een deel van de baspartijen op. Hij gebruikt daarvoor een Wasp syntbesizer, een heel klein speelgoedachtig syntbesizertje van Britse herkomst. Zonder toetsen. Die zijn slechts aangegeven, wat een heel merkwaardig gevoel is. Maar bassen zitten er in overvloede in. Harry gebruikte dat apparaat ook al bij Herman van Veen.

“Voor de elektrische gitaar heb ik ook een octivider. Daarmee kan ik op een gitaar bassen. Helemaal ben ik er nog niet uit omdat ik. ook zo’n Eventide Harmonizer heb besteld. En ik experimenteer verder, maar als die Harmonizer erbij past, lijkt me dat geweldig. Je kunt er hele accoorden mee verschuiven, maar je moet dan weer uitkijken dat het niet te veel wordt. Een echt goed effect moet je eigenlijk maar één keer heel goed gebruiken. Het idee voor die harmonizer kreeg ik in de studio’s. Toen ontdekte ik dat er met een gitaar heel goed mee te werken is. Als je zoals ik alleen gitaar speelt, zoek je uiteindelijk naar mogelijkheden om je kleur breder te maken. Zo’n harmonizer is daar heel geschikt voor. Ik heb hem ook op m’n twaalfsnarige gitaar aangesloten. Geweldig.”

“Nog een probleem bij de akoestische gitaar wordt gevormd door de versterking. Harry heeft al heel wat af gerommeld, maar de juiste oplossing is er nog steeds heb ik JamesTaylor zien optreden in een enorm stadion. Hij gebruikte een element op zijn Martin gitaar, zo’n ding dat in het klankgat past. Bij hem klonk dat geweldig, omdat zijn gitaar een nevenfunctie heeft. Luistert minder kritisch dan bij mij, waar de gitaar een hoofdfunctie heeft. Dan pas gaat het geluid goed tellen. Het koude geluid van een gitaarelement kun je dan niet gebruiken. Ik zoek iets wat de eerlijkheid van een gitaar weergeeft. Elk element levert uiteindelijk een mechanisch geluid op. Zelfs dat van Bill Lawrence dat ik weleens gebruik. En ik heb een Martin gitaar met een contactelement ingebouwd in de kam.”

Nog geen aanleiding tot tevredenheid dus. Harry experimenteert verder, steunend op de adviezen van zijn technicus, die hem op het moment van ons gesprek, net van het bestaan van een uitstekend soort contactelement op de hoogte had gesteld.”Ik weet niet om welk merk het gaat”, voegt Harry aan het voorafgaande toe, en passant opmerkende dat ook het gebruik van een zendertje door hem overwogen wordt.

“Het versterken van de cello wordt ook nog wat. Nancy Green heeft daar weinig ervaring mee. Ze vindt het een beetje eng. Tijdens de opnamen voor m’n laatste plaat had ze er even moeilijkheden mee dat de cello van dichtbij werd opgenomen. Zij is gewend aan een meer akoestische benadering. Maar ik heb er vertrouwen in. Het lukt wel.”

Zijsprongen

Door de eigen opzet is het voor Harry ineens belangrijk geworden om “op de kleintjes te letten” ‘Dat houdt bijvoorbeeld in dat uitgebreide lichtshows, zoals hij dat altijd gewend is geweest, voorlopig tot het verleden behoren. Harry moet nu letterlijk overal zelf voor op draaien en ziet zichzelf ineens geconfronteerd met het bekostigen van de meest uiteenlopende faciliteiten. Daarbij is Harry een fijnproever als het om gitaren en overige muziekinstrumenten gaat. Veel kan hij zich momenteel dus eigenlijk niet permitteren. De celliste is al genoemd.

Harry heeft ook een keyboardsman in de groep. Diens functie wordt tamelijk veelomvattend en daarvoor wordt gesteund op instrumenten als de Oberheim OB-X (“heel mooi:’, is de mening van Harry) en de Fender Rhodes. Op aandringen van werkgever Sacksioni is zelfs overwogen een Hammond mee op tour te nemen, maar gezien de faciliteiten van OB-X is daarvan afgezien. Wel wordt de Oberheim via een Leslie versterkt, omdat Harry het geluid daarvan op grote prijs stelt. Harry: “Ik geloof dat ik een gewaagde samenstelling heb bedacht, maar ik voel me er vreselijk goed bij “. Zijsprongen maken is met Harry Sacksioni onvermijdelijk. Op het ene moment praat hij over de instrumentatie van z’n groep, maar meteen al wordt dat verweven met andere aspecten. In feite zou ik hem onrecht doen met een verhaaltje dat keurig in een chronologische volgorde gegoten is. Om die reden zal dit verslag hier en daar vreemde bokkensprongen maken. Want dat is het aardige van Harry Sacksioni: techniek, muzikale onderwerpen en menselijke contacten zijn niet los van elkaar te denken. Daarom is het volstrekt logisch als een onderwerp als de OB-X opgevolgd wordt door het gewichtig klinkende aspect “hoe schrijft Harry Sacksioni een nummer?” En vooral, wat betekenen onderwerpen voor iemand die zich instrumentaal en niet verbaal uitdrukt?

“Ik ben de zomer ingegaan met het idee dat alles verkeerd was. Ik kreeg een enorme black-out en ik zag het eigenlijk allemaal niet meer zitten. Gewoon, alles was naar mijn mening fout gegaan. Ondanks dat mijn platen goed verkochten. Dat zei me helemaal niets. Ik vond dus dat ik iets uit mijn handen had laten glippen en ik wist niet wat het was. Nou, en toen heb ik een tijd uit het raam zitten staren en na zitten denken.

Langzaam maar zeker ontstond toen de zin weer om iets te doen. Ik dacht dus: ik ga weer een plaat maken met als uitgangspunt een aantal onderwerpen die ik door uit het raam te staren had gevonden. “Poot van Metz” bijvoorbeeld. Dat is een verkeersplein onder Eindhoven. Dat wilde ik verklanken. Hetzelfde geldt voor “Marco Polo”; zijn China-reis in de middeleeuwen. Daardoor en door de opnamen voor de elpee plus een reis naar Amerika, niet mijn land maar dat is een ander verhaal, ben ik in een bepaalde “state of mind” terechtgekomen. Ik weet zeker dat ik als ik nu een gitaar zou pakken, een goed idee zou hebben. Zo gaat dat. Als ik op deze manier bezig ben, hoef ik ook niets op te schrijven. Ik onthoud alles. Zelfs na vier uur gitaar spelen. Soms vergeet ik weleens iets, maar dat komt zelden voor.”

Uit het voorafgaande volgt onvermijdelijk, dat een stuk muziek door Harry Sacksioni bedacht, in feite al “klaar” is. Dat komt door zijn manier van gitaar spelen. De werkwijze in de studio wordt ook daardoor bepaald. Als Harry een basisband maakt – en dat gebeurde bij de opnamen van “Strikt Persoonlijk” – dan is het meer dan dat. Het nummer is namelijk al min of meer compleet doordat Harry tegelijkertijd begeleidt en soleert.

Opnemen in verschillende fasen levert wat dat betreft dus geen problemen op. Harry begint en er is al direct een complete basis. De rest speelt na hem in, wat wèl zo verstandig is, gezien het overspraakprobleem bij akoestische instrumenten. Ik speel de nummers dus helemaal alleen in, meestal zonder enige begeleiding. Op een van de nummers, “Johan en Pirrewiet”, gebaseerd op de bekende striphelden, heb ik een ritmische achtergrond moeten gebruiken omdat er nogal wat tempowisselingen in voorkomen.”

“Tiple”

Alweer een positief punt van Harry Sacksioni is dat hij, als verwende gitarist, in Nederland vervaardigde gitaren gebruikt. Sterker nog, op de hoes van “Strikt Persoonlijk” geeft hij de lieden in kwestie de eer die hun toekomt door hen en hun gitaren, met naam en toenaam te vermelden. Het gaat om de heren Bert Kwakkel en Theo Scharpach, beiden al eens in MM ter sprake gekomen. “Ik maak heel bewust van hun gitaren gebruik. Ik zoek hen niet op, zij zoeken mij op. Bert Kwakkel heeft me al jaren geleden benaderd. Toen heb ik geluisterd, maar ik was niet z kapot van zijn gitaren. Na verloop van tijd werden zijn instrumenten steeds beter en op een gegeven moment kwam hij met een gitaar bij me, die twaalfsnarige die ik zo mooi vind, en die was bij uitstek geschikt voor het eerste nummer op de plaat. Maar op het moment dat ik er echt hard op moest spelen … er is namelijk een stuk dat ik door de noodzaak gedwongen op die gitaar moest spelen omdat mijn dure Bozo krom is getrokken, – waar ik niets van begrijp met zo’n peperduur instrument – liet die gitaar het een beetje afweten. Nou ja, van die Bozo is het zonde, ik hoop ermee naar de man zelf te kunnen gaan. De tweede Nederlandse bouwer waar ik een gitaar van gebruik, is Theo Scharpach. Dat is een nylonsnarige klassieke gitaar. In het begin was ik er helemaal kapot van, maar later vond ik ‘m minder worden. In het nieuwe programma ga ik een “tiple” gebruiken, ook gebouwd door Theo Scharpach.

Het is een in principe viersnarig instrument, waarvan de vier snaren driedubbel uitgevoerd zijn. Je hebt dus twee octaafsnaren en een lage snaar. Het geluid is te gek. Ik heb hem een hele toon lager dan een gitaar gestemd, met als uitgangspunt de onderste vier gitaarsnaren. E B G D dus, maar ik heb vernomen dat de B eigenlijk nog een halve toon lager zou moeten zijn. Het is een Zuidamerikaans instrument van oorsprong.

Ik ben namelijk vaak nogal in de war van het verhaal van Victor Jarra, ken je dat?” Het verhaal van Victor Jarra is akelig. De man was een Chileens muzikant/dichter die tijdens de generaalscoupe van een aantal jaren geleden op onaangename wijze al musicerend geëxecuteerd werd. Harry stond de rechten van het aan deze man opgedragen nummer af aan het Chili Comité. “Het is al een jaar of zeven geleden, maar wat ik kon, wilde ik toch doen. Op de plaat speel ik nog niet op die tiple, maar live wil ik dat wel doen. Het is een heel apart instrument. Ik speel er met mijn vingers op. Gewoon aanslaan, maar ik heb een melodietechniek met de wijsvinger ontwikkeld. ”

Met de wijsvinger zijn we bij de “fingerpicking” aangeland. Het merkwaardige is dat Harry die manier van spelen eigenlijk aan is komen waaien. Hij heeft er nooit les in gehad en zelfs exponenten van die stijl waren hem volstrekt onbekend. Sterker nog, het was een regelrechte schok voor hem, om tijdens een folkfestival iemand te ontdekken die eenzelfde benadering had.

“Toen”, aldus Harry, “werd ik me ervan bewust dat ook anderen zo speelden. En ik ben gaan luisteren naar mensen als Leo Kottke. Maar in het begin heb ik gewoon zitten pielen, zeg maar. Misschien komt het doordat ik echt absoluut niet kan zingen. Ik heb het geprobeerd, maar het lukte niet en de wens om een melodie naar voren te brengen is toch blijven hangen. Zo is vanzelf een stijl ontstaan waarbij ik mezelf kon begeleiden, terwijl ook de melodie aanwezig was.”

Goed?

“Strikt Persoonlijk” is de eerste elpee waarop Harry Sacksioni absoluut geen elektrische gitaar speelt. Live gaat dat wel gebeuren. Vreemd?

“Misschien wel. “Poot van Metz” wilde ik in de studio op een elektrische gitaar opnemen. Dat is ook gebeurd, maar op de een of andere manier kreeg ik het geluid in de studio niet zoals ik het wilde. Ik heb het afgekeurd en naderhand op een twaalfsnarige gitaar opnieuw opgenomen. Daardoor is het minder agressief geworden, maar ik geloof dat zulk soort dingen bepaald worden door het moment. Het lukte niet en ik weet zeker dat ik me er achteraf ook aan geërgerd zou hebben. Dus is het goed.”

“Momenteel ben ik de gelukkige bezitter van verschillende Gibson en Fender gitaren. Ik heb zelfs een hele oude Gibson met F-gaten”, vertelt Harry als de ober voor de zoveelste maal thee en cola moet serveren in plaats van de poffertjes die plakkend op de klanten wachten.

“Ik heb ondertussen al heel wat gitaren, maar voor de optredens heb ik het aantal terug weten te brengen tot zeven, inclusief die tiple. Het is een kwestie van berekening geworden. Een tijd heb ik bijvoorbeeld een luit meegenomen, maar ik werd gek van het stemmen. Het was echt afschuwelijk. Dat doe ik nooit meer. Misschien schaf ik me nog wel een Gibson aan, maar momenteel richt ik me maar op een gitaar die Bert Kwakkel voor me aan het bouwen is. Het wordt een gitaar met resonantiesnaren. Ik wil er nog niet al te veel over zeggen, maar, de resonantiesnaren komen op een andere plaats dan die op de gitaar van John MacLaughlin. Het idee is hetzelfde: een sitarachtigeffect.”

“Nog niet helemaal goed,” is een kreet die veel verwende gitaristen bezigen als het om handgemaakte gitaren gaat. Ook Harry Sacksioni hanteert een dergelijke uitlating. “Ja, zoiets is erg moeilijk onder woorden te brengen. De gitaar van Theo Scharpach waar ik het overhad, beviel me heel erg. Ik was er helemaal kapot van. Maar zoals dat gaat, op een bepaald moment ga je weer even op een ander instrument spelen. En toen ik die eerste gitaar uiteindelijk weer oppakte, was het geluid weg. Dat gebeurde me in de studio’. Gewoon weg. Maar wat ik moet zeggen, ik had die gitaar uitgeprobeerd op een klassieke manier. En in de studio wilde ik dezelfde gitaar iets anders laten doen. Ik had een andere klank in mijn hoofd. Het verschil is dan een andere speelwijze op zo’n gitaar. Ik zette bijvoorbeeld mijn handen net iets anders. Daardoor wordt een toon anders en een gitaar anders van karakter. Het is dus heel goed mogelijk dat ik een soort idee-fixe heb wat een gitaar betreft. En als de behandeling dan anders uitvalt, dan biedt de gitaar iets anders.”

Het lijkt me volkomen normaal als een gitarist met voor elke benadering een andere gitaar in een bepaalde omstandigheid tot andere bevindingen komt; kortom het is een verwarrende bedoeling, waarmee ik maar wil zeggen dat een gitarist met in zijn hoofd GELUIDEN ten opzichte van een toetsenman in de moeilijkheden zit. De laatste kan tegenwoordig een keuze maken tussen instrumenten met diverse mogelijkheden. Een gitarist moet het nog altijd doen met verschillende gitaren en verschillende klankeigenschappen.

Brekende nagels

Harry Sacksioni bespeelt al zijn gitaren met de vingers. Dat is wel eens anders geweest, maar inmiddels is een plectrum er niet meer bij, met het risico van scheurende, brekende nagels en soortgelijke rampen.

“Oh, hou op. Dat is mijn grote ellende. Ik heb zelfs wel eens een voorstelling af moeten zeggen of midden in af moeten breken. Inmiddels heb ik een systeem bedacht als ik een gebroken nagel heb, watje dan toch kunt doen. Tijdens de opnamen die van dat concert in Carré zijn uitgezonden, kun je heel goed zien dat mijn derde nagel vals is. Die heb ik zelf gemaakt. Een uur voor de voorstelling! Mijn nagel brak toen. Afschuwelijk. Maar wat ik dan doe, is een nagel maken van hetzelfde materiaal als waarvan de tandarts valse tanden maakt.

Het is tweecomponenten materiaal, het één vloeibaar, het is een soort hars, en het ander een soort slijmachtige toestand. Ik begin met een maantje te maken. Zeg maar in de vorm van de uitstekende nagel. Dat maantje zet ik onder het stuk wat van de nagel over is, dus zolang als de , “nagel” moet worden. Dan smeer ik er achtereenvolgens die twee componenten op en laat dat vier minuten drogen. Je moet het wel heel goed roeren, maar na een tijdje wordt het echt keihard. Meestal smeer ik dat spul ook nog op de andere kant van de nagel en dan ga ik het tot een nagel vijlen. Het is een heel goed lapmiddel en het blijft er vrij lang opzitten. Ik heb zelfs veertien concerten achter elkaar met zo’n nagel gespeeld, na die affaire in Carré. Je eigenlijke nagel wordt er ook niet door in de groei belemmerd. Maar wat wel een bezwaar is: je nagel komt er uiteindelijk zwakker onder vandaan omdat die luchtdicht afgesloten is geweest. Ik los dat op door met kunstnagel te blijven spelen totdat er een gat in mijn schema zit – Dus als ik een aantal dagen achter elkaar niet hoef te spelen, gaat ie eraf. En dan maar laten groeien.”

Met de nagels spelen op een staalsnarige gitaar, vergt in feite een voorzichtige benadering. Dat heeft z’n weerslag in de klank en Harry stelt dan ook dat hij door zijn manier van spelen minder agressief klinkt dan bij wel zou willen.

“Ik belemmer mezelf dus eigenlijk in mijn spel, maar een andere weg zie ik niet. Ik heb weleens vingerplectrums gebruikt, maar daar hou ik niet zo van. Bovendien wissel ik nogal eens van gitaar, wat me overigens geen moeite kost. Ik heb wel problemen met die tiple, omdat de schaal zo anders is. Als je bijvoorbeeld een D accoord speelt, dan zit je constant mis doordat de afstanden anders zijn. Het is dus een kwestie van oefenen. Voor het overige levert frequent wisselen van instrument absoluut geen problemen op. Buitenstaanders denken wel dat je jezelf telkens weer om moet schakelen, maar dat is niet zo. Het is volkomen logisch. ” Ondanks een lichte onvrede waarvoor nog geen adequate oplossing is gevonden, werkt Harry nog steeds met een microfoon. Hij hoort zichzelf terug door een minuscuul monitortje dat door middel van een standaard vlak naast hem staat opgesteld.

“Dat werkt heel goed. De andere muzikanten krijgen ook een goede monitor waardoor ze kunnen horen wat ze willen. leder kan een eigen combinatie krijgen. In mijn geval kan dat bijvoorbeeld de gitaar en de akoestische piano, als die gebruikt wordt, zijn. De monitoring is dus gescheiden van de P. A. Daardoor heb ik twee mensen nodig. Alweer een hele verantwoording, maar ik heb al die mensen alleen voor de duur van een tournee in dienst. Als die tournee afgelopen, dan kan ik ze niet aanhouden. Het is niet te betalen. Dat is erg omdat ik voor een volgende concertenreeks maar moet zien dezelfde mensen te krijgen. Dat die dan kunnen zou hoogst toevallig zijn. Ik zal dus wel weer andere mensen op moeten zoeken. Plus opnieuw repeteren enz.”

Eigens

Harry hanteert als het om, concerten gaat, twee begrippen: in het eerste geval maakt bij een begroting van wat de kosten zullen zijn en spreidt dat over een aantal optredens, waarna het programma bijvoorbeeld aan een schouwburg aangeboden wordt, en in het tweede geval werkt bij op recettebasis. Een manager is er niet. Tot Harry’s grote verdriet overigens, want de zakelijke rompslomp betitelt bij als een “grote verschrikking”. Vandaar dat bij een tijd geleden in bedekte termen heeft geadverteerd om een zakelijke vertegenwoordiger. Er kwam een groot aantal reacties op, maar in geen van de sollicitanten ontwaarde Harry de eigenschappen die bij een dergelijk persoon toedicht. Voorlopig behelpt bij zich daarom maar met z’n vriendin. Voor deskundig advies wordt gezorgd in de persoon van een toegewijde accountant. Terug naar de concerten.

“Het is dus zo dat ik in twintig van de veertig concerten gedekt ben, maar met de resterende 20 concerten heel veel risico loop. Geld verdienen doe ik met die optredens absoluut niet. Dat moet van de platen komen. Daarom leg ik daarin ook al mijn energie. Dat wil ik eigenlijk mijn zijn laten zijn, omdat ik ervan leef. En ik steek heel veel van de plaatopbrengsten in de optredens. Anders kan het helemaal niet. Het is investeren met toch een twijfelachtige afloop. En het kan enorm veranderen.

Er zijn tijden geweest dat ik mezelf bij wijze van spreken bijna miljonair kon noemen en tijden dat ik letterlijk geen cent meer had. Het is z erg geweest dat ik bijna mijn huis heb moeten verkopen. Zover is het gelukkig niet gekomen, maar doordat ik die verschillende perioden heb meegemaakt, ben ik het allemaal gaan relativeren. Ik steek veel geld in een goede auto omdat ik er heel Europa mee door moet en ik heb een huis zoals ik dat wil, met veel privacy. Die twee dingen zijn belangrijk en als ik nu maar lekker kan optreden, dan ben ik er. Kijk, als ik me op de platen zou concentreren, zou ik binnen vier jaar waarschijnlijk aardig wat geld hebben. Daarvan ben ik overtuigd. Maar dat zie ik helemaal niet zitten! Ik vind dat waardeloos. Ik zou ook alleen op kunnen treden, zoals Leo Kottke. Ik ben ervan overtuigd dat die man kapitalen verdient. Hij is alleen en heeft hoogstens een P.A. en een technicus nodig. Volgens mij heeft bij geeneens licht bij zich. Ik zou dat ook kunnen doen. In zekere zin gebeurt dat ook. In maart ga ik een soort alternatieve tournee doen, maar dan in zalen waar niet meer dan 150 mensen in kunnen. Ik heb het nog nooit gedaan, maar het lijkt me geweldig.

De meeste mensen zijn zo begonnen. Ik niet. Het contact lijkt me fijn. Mensen kunnen me bij wijze van spreken iets vragen. Dat is het. Dus bewust in hele kleine zaten. Ik wil niet zo’n soort “establisbed” figuur worden, iemand die niet meer terug kan. Ik wij ook niet vastgelegd worden. Als ik ineens zin heb om keihard elektrisch gitaar te spelen, dan moet dat kunnen. Voor hetzelfde geld moet ik ook heel mooi klassiek kunnen spelen. En ik weet dat ik meer kan.”

“Iemand moet met iets van zichzelf komen”, zo ongeveer is de muzikale voorkeur van Harry te omschrijven. Klakkeloos naspelen, zelfs al is het met hemzelf als voorbeeld, is hem een doorn in het oog. Het gaat Harry om het eigene van iemand. Daarop, meer dan op iemands technische vaardigheden, concentreert zich zijn aandacht. Voorbeelden zijn Joni Mitchell, Stevie Wonder en gitaristen als Ralph Towner en John Abererombie. “Een eigen identiteit is het enige wat iemand bijzonder maakt. Iemand die niets te vertellen heeft, brengt geen muziek die waarde heeft. Ik word veel met hele aardige mensen geconfronteerd die meelopen, maar ze zeggen me niets. De leukste mensen zijn degenen waarmee je in de clinch kunt of die een eigen visie hebben.

Dat vind ik tof. Bijvoorbeeld jullie blad. Soms staan daar verhalen in van mensen die technisch heel wat te vertellen hebben, maar verder niks. Dan denk ik: dat is leuk om te weten, maar ik steek er niets van op. Ik geloof dat iemand met visie zelf wel uitzoekt hoe een bepaald knopje werkt. Daarmee ga ik wel voorbij aan jouw functie, maar zo zie ik het. En wat ik zie hoeft een ander niet te zien. Ik zoek zelf.”

Met andere woorden, Harry haalt meer uit iemands instelling dan uit diens technische know how. Dat vindt uiteraard z’n weerslag in de Sacksioni muziek.

“En muziek moet ondanks alles niet allesoverheersend zijn. Je moet het los kunnen laten. Veel impulsen haal je toch uit heel andere dingen. Ik heb weleens gehad dat ik alleen maar muziek had . Nou, dat is het niet hoor.”

Harry ziet zichzelf als een enorme geluksvogel, die door z’n talenten een bepaald levenspatroon op heeft kunnen houwen. En iedereen, stelt hij “heeft zijn talenten, maar niet iedereen wil dat zien”. Wat Harry bedoelt, is dat hij zich teleurgesteld voelt door mensen die iemand bewonderen om eigenschappen die ze in zichzelf menen te missen. Harry ziet dat als negatief en is juist van mening dat respect voor een bepaald persoon omgezet dient te worden in stimulans. Dus niet in een stemming van “wat die daar allemaal presteert, daar kan ik toch nooit aan tippen. ” Dat is dus eigenlijk zijn boodschap. Neem ergens iets uit en doe er wat mee.” (J. v. E.)

Aankomende optredens:
 • 06 dec
WAGENINGEN
 • 07 dec
DRACHTEN
 • 04 jan
VENLO
 • 05 jan
MEPPEL
 • 06 jan
NIJMEGEN